De dokter en het publieke debat

Medisch Contact
15/10/2018

Mag een arts asielzoekers ‘hitsige nieuwkomers’ noemen? Die vraag speelde onlangs in Medisch Contact, waar een psychiater zich stoorde aan het in haar ogen grove taalgebruik van een collega. Ook in Australië barstte recent een zelfde discussie los, toen een arts zich openlijk verzette tegen het homohuwelijk. De Medical Board of Australia stelde in een nieuwe gedragscode voor: ‘If making public comment, you should acknowledge the profession’s generally accepted views and indicate when your personal opinion differs’. Dat werd geïnterpreteerd als een inperking van de vrijheid van meningsuiting van artsen. Is dat terecht, hebben artsen inderdaad minder vrijheid om zich uit te spreken dan andere burgers?

 

Allereerst: controversiële uitspraken van artsen kunnen de arts-patiëntrelatie ondermijnen. Nog los van het feit dat ‘toegankelijke zorg voor iedereen’ een fundamenteel mensenrecht is: hoe zal een homoseksuele man zich voelen als hij weet dat zijn arts strijdt tegen het homohuwelijk? Zal hij die arts nog vertrouwen? Hoe zal een asielzoeker zich voelen als die weet dat zijn arts negatief over hem denkt? ‘Kies dan maar een andere arts’ gaat volgens mij niet op: patiënten zijn vaak in een kwetsbare positie en niet iedereen is assertief genoeg om een andere arts te kiezen – als die keuze er al is. Ook het argument dat een in het openbaar geuite privémening geen invloed heeft op het professionele gedrag gaat volgens mij niet op. Zelfs als jouw privémening geen invloed heeft op je gedrag, dan nog zal de patiënt geen onderscheid kunnen maken tussen de ‘privépersoon’ en de ‘professional’. Voor een patiënt ben je altijd arts, ook als je niet aan het werk bent.

Een tweede verschil tussen artsen en andere burgers is dat uitlatingen van artsen schadelijk kunnen zijn voor het aanzien van de hele beroepsgroep. Dat geldt ook voor andere beroepsgroepen, zoals politici. Om die reden riep Kamervoorzitter Arib onlangs Kamerleden op zich te onthouden van onfatsoenlijk taalgebruik omdat dat het aanzien van de politiek zou schaden. Ook artsen voelen vaak plaatsvervangende schaamte als zij een collega zich ongepast zien gedragen. Dat is omdat zij het gevoel hebben dat het gedrag van die collega op hen en de beroepsgroep afstraalt. Niet voor niets sluit de Nederlandse artseneed af met ‘Ik zal zo het beroep van arts in ere houden’.

Ik denk dus inderdaad dat artsen minder vrijheid van meningsuiting hebben dan veel andere burgers. Daarin staan artsen overigens niet alleen: iedere professional met een maatschappelijke positie bevindt zich in dezelfde situatie. Ik ook. Met gezag komt verantwoordelijkheid. Hoe beter mensen naar je luisteren, hoe meer je moet oppassen met wat je zegt. Dat wil uiteraard niet zeggen dat artsen zich niet zouden mogen mengen in het maatschappelijk debat. Integendeel, het is juist van groot belang dat zij dat doen. Het betekent wel dat zij zich in die bijdragen rekenschap moeten geven van hun gezag en hun positie.  

Waar de grens ligt is niet precies aan te geven. Handvatten zijn er wel. ‘Kan deze uitlating schadelijk zijn voor de vertrouwensrelatie die ik met mijn patiënten heb?’ En ‘kan deze uitlating schadelijk zijn voor het gezag en het aanzien van de beroepsgroep?’ Wie een van deze vragen met ‘ja’ beantwoordt, kan misschien beter de mond houden. Ook als dat soms tandenknarsend is.

Stuur Gert van Dijk een reactie: